20 aug Is contractteler de kastelein van de agri-sector?
“Het is altijd wat. Het ene jaar zijn er te veel aardappelen en uien en het jaar daarop zijn er te weinig. Ook het weer is steeds minder goed te voorspellen. Heb ik veel of weinig via contract vastgelegd? Het is niet makkelijk, maar goed dan had ik een ander vak moeten kiezen.”
Ik zat onlangs aan tafel bij een akkerbouwer van halverwege de 40. De afgelopen 2 maanden heeft hij (en zijn collega’s met hem) veel zorgen. Hij heeft zorgen om het werk rond te krijgen en zorgen over wat het allemaal wel niet extra kost. Daar komt de hamvraag dan nog bij: hoe gaat dit financieel allemaal aflopen?
Verschillende afzetcontracten
Een groot deel van zijn producten teelt hij voor een aantal vaste afnemers, middels diverse afzetcontracten. Het is een systeem waar hij (gemiddeld) tevreden mee is en boer van kan blijven. Ik heb en toon begrip voor zijn situatie, maar stel wel wat prikkelende vragen: “Wat zijn eigenlijk de argumenten voor jouw afzetstructuur, en wat betekent dit voor je ondernemerschap?”
Ik doe er nog een flinke schep bovenop: “Ik heb van mijn vader geleerd dat wat je niet hebt, dat kun je ook niet verkopen. Contracten sluit je in de winter af, als zijnde het afdekken van risico’s, maar het is eerder speculeren. Of zie ik dat verkeerd? Voor je het weet ben je een buitendienstmedewerker van de afnemer, inclusief je grond, arbeid en kapitaal.”
De akkerbouwer knikt, maar niet van harte. De temperatuur van ons gesprek loopt (net als de temperatuur buiten) flink op. We filosoferen over hoe de markt in elkaar steekt en over wat de mogelijkheden zijn om daarmee nu en in de toekomst zo verstandig mogelijk mee om te gaan.
De lange termijn
We praten verder over de lange termijn. Een ‘normale’ markt wordt bepaald door vraag en aanbod. Is er weinig product dan stijgt de prijs, en is er veel product dan daalt de prijs. Dat laatste is met de oogst van 2017 wederom bevestigd. Zoals het er op het moment uitziet, lijken de opbrengsten van oogst 2018 lager dan gemiddeld te liggen. Hij vindt dan ook dat daar hogere prijzen bij horen. “Wat is daarvoor nodig?”, vraag ik.
Hij heeft een antwoord op die vraag: “Vrije marktwerking. Echter, dat valt tot op heden nogal tegen. Wat ook goed is: contracten die beter zijn voor ons als telers. De afnemers hebben hun zaakjes op orde, maar een deel van de boeren niet. De telers kunnen niet zonder de afnemers, maar dat geldt andersom net zo goed. Dat zal ook niet gaan veranderen.” Wederzijdse afhankelijkheid, dat is mooi. Al pratende raakt hij eerst opgelucht en vervolgens teleurgesteld.
“Echter, we gaan ons niet gedragen als een kastelein”, zegt hij. “Die huurt het pand, tapt bier en doet dat tegen door de brouwerij opgelegde prijzen en voorwaarden. Het zijn zogenaamd hardwerkende ondernemers, maar in werkelijkheid hebben ze weinig te zeggen en zijn het medewerkers van de brouwerij. Vaak ook nog eens met slechte contracten, niks meer en niks minder.”
Complex probleem
“Wacht even”, zeg ik als reactie op hem. “Pas las ik ergens: contracten ga je met je volle verstand aan en mij dunkt dat dat klopt. Een boer die zijn probleem mede laat oplossen door de afnemer, hoort zich vooraf goed te realiseren dat hij afhankelijker wordt van dezelfde afnemer. Het probleem is complex en er is misschien ook een eenvoudigere oplossing. Minder telen waarvoor jij zelf het risico kunt en durft te dragen.”
“Dat is achteruitboeren. Of snap ik het niet meer?”, briest hij. Ik reageer: “Jij begint erover, maar gaat tegelijkertijd liever door met (wat aangepaste) contracten dan dat je bekijkt hoe je daadwerkelijk jouw eigen positie kunt verbeteren? Prima, maar ben je dan niet alsnog gepromoveerd tot een kastelein van de agri-sector?” Het is inmiddels snikheet, we drinken eerst maar een biertje en praten een andere keer verder. Het laatste is hierover nog niet gezegd.
Geen reactie's