15 mei De grond moet naar mijn zoons
Een akkerbouwbedrijf kan niet zonder grond, dat is nogal logisch. De tijd heeft ook geleerd dat het bedrijf steeds meer grond nodig heeft om continuïteit hebben. We zien schaalvergroting, boerentraditie en sentiment plaatsmaken voor groot, modern en gemechaniseerd. Iets wat door landbouwcommissaris Sicco Mansholt al in de jaren 60 werd gepredikt en waarvoor hij niet alleen maar complimenten heeft gekregen.
Feit is dat het niet alleen akkerbouwers en melkveehouders – zij bezitten veruit de meeste grond in Nederland- achter grond aan zitten. Of we willen of niet, ons land gaat al meer verschijnselen vertonen van een heel grote stad met parken. Om die verder te ontwikkelen is keihard grond nodig. Grond voor woningbouw, infrastructurele voorzieningen, natuurgebied en recreatie, met prijsopdrijvende werking tot gevolg.
Wat is je plan?
Pas was ik bij een akkerbouwer van halverwege vijftig, net als ik trouwens, we concludeerden dat we nog jong genoeg zijn om er tegenaan te kunnen. Ik vroeg hem: “Wat is je plan de komende jaren en waar wil je met je bedrijf naar toe?” Het antwoord was klip-en-klaar, namelijk: “Mijn zoons willen boer worden en ik wil dat ook. Ze werken nu buiten de deur, denken, werken en ondernemen al volop mee. Vanaf dit jaar willen we ook dat ze formeel en fiscaal medeondernemer worden. We willen jou vragen ons te helpen bij het invullen van de maatschap en wat daar nog meer bij komt kijken.”
Hij gaat even verder: “Zo leren ze naast hard werken te ondernemen, bouwen vermogen op en als ik 65 ben nemen ze alles over.” Ik kan zijn ideeën helemaal volgen en vraag hoe hij dat ziet met het grote kapitaal wat in zijn grond zit. Na enig aarzelen en zijn vrouw aankijkend komt het hoge woord eruit. “Het gaat naar mijn zoons op dezelfde manier zoals ik het van mijn vader heb overgenomen. Alles tegen zo laag mogelijke waarde en dat kan fiscaal ook via de Bedrijfopvolgingsregeling (BOR). De komende jaren proberen we via aankoop of erfpacht nog hectares bij te verwerven, dat moet kunnen gezien onze financiële positie.”
Ik snap wat hij bedoelt en wil. Bij mijn weten heeft hij ook twee dochters, dus ik vraag of het wel helemaal eerlijk naar de dames toe is. Dan wordt het even stil en somt hij zijn argumenten op waarom dat wel zo is. “De boer moet land hebben, punt. Zij (de dochters) werken er niet voor, ze studeren in de grote stad op onze kosten. Ook voor hen zullen we best wat geld beschikbaar stellen als ze een huisje willen kopen of zoiets. De jongens krijgen het niet mee, ze mogen ermee werken en er komt een meerwaardeclausule van zeker vijftien jaar of langer, zodat bij verkoop er alsnog wordt gedeeld.”
Stof tot nadenken
Deze methode wordt nog steeds veel toegepast en in mijn ogen is het de vraag of dit gezien het grote kapitaal nog wel uit te leggen is naar elkaar en andere niet overnemende kinderen. Dit houd ik hem ook voor. Hij zegt de mogelijkheid te kennen dat je eigendom en exploitatie (deels) splitst maar dat spreekt hem helemaal niet aan. Hij zegt: “Je hebt me geprikkeld en ik heb stof tot nadenken.” Er is nog tijd genoeg en we spreken af de volgende keer speciaal hierover verder te praten. Zijn stelling blijft rechtovereind, namelijk: de grond moet naar zijn zoons. Of dat volledig in eigendom is of wellicht anders gaan we samen nader invullen.
Geen reactie's